We zullen hier maar niet beginnen over wie het beste kan kaartlezen, mannen of vrouwen. Maar voor iedereen geldt dat het handig is als je het kunt. Zeker voor een wandelaar, want bij de meeste routes staat wel een kaartje op een informatiepaneel of in een wandelgids. Het helpt je om je vooraf een beeld te vormen van de route: door welke landschappen loop je, is er sprake van grote hoogteverschillen, loop je over brede, wellicht verharde of juist over smalle paadjes. Tijdens het wandelen kun je een beetje in de gaten houden waar je bent, hoeveel van de route je al gehad hebt en wat er nog komt. Het maakt daarbij niet uit of je over een papieren kaart of over een digitale kaart op een smartphone of wandelGPS beschikt. De basis blijft hetzelfde, al laat de digitale kaart wel meteen zien waar je je bevindt.

Noorden
Een kaart is altijd noord georiënteerd. Sommige mensen vinden het handiger om de kaart tijdens het wandelen te draaien in de richting waarin ze lopen. Dit kan meer houvast bieden. Op een kaart staat altijd een noordpijl. Ben je verdwaald, dan is het essentieel om te weten waar het noorden is, om een inschatting te kunnen maken van je positie op de kaart. Het gemakkelijkst gaat dit met een kompas. Ook op je smartphone kun je een kompas-app installeren. Deze werkt op basis van GPS-signalen. Ook een wandel-GPS vertelt je waar het noorden is. Zonder hulpmiddelen kun je de richting van het noorden goed inschatten door naar de positie van de zon te kijken. Rond het middaguur staat deze richting het zuiden. De zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen.
Schaal en legenda
Bekijk altijd eerst even de legenda. Wat betekenen de symbolen en waar staan de kleuren voor? Daarnaast bekijk je welke schaal de kaart heeft. Daaraan kun je aflezen hoe lang iets is. Een veel gebruikte schaal van de kaart bedraagt 1:25.000. Dat betekent dat 1 centimeter op de kaart in werkelijkheid 250 meter bedraagt.
Op kaarten van heuvelachtige gebieden staan ook hoogtelijnen. Verwar deze niet met (smalle) paden. Staan de hoogtelijnen dicht bij elkaar, dan is het steiler dan wanneer de hoogtelijnen verder uit elkaar staan. Cijfers geven je inzicht in de hoogte.
Locatiebepaling
Zolang je op een kaart wandelt, zal het niet veel moeite kosten je op de kaart te oriënteren. Het wordt een ander verhaal als je verdwaald bent. Dan moet je proberen te achterhalen waar je je bevindt. Let eerst op markante herkenningspunten in het landschap, zoals torens,molens en dorpen. Deze staan ook op de kaart. Ontbreken dat soort herkenningspunten, loop dan een stukje en let op het verloop van het pad, eventuele zijpaden en/of waterloopjes. Probeer je een ruimtelijke voorstelling te maken van het afgelegde stukje en probeer dat op de kaart te traceren.
Heb je moeite met het vinden van de weg, kies dan voor de gemakkelijkste weg (hoeft niet altijd de kortste te zijn), bijvoorbeeld door een breder pad of een beek (stroomafwaarts) te volgen. Verdwalen zul je hier niet zo snel, al kun je bijvoorbeeld op de Veluwe en in de Ardennen serieus verkeerd lopen. Wil je aan de slag met kaartlezen, oefen dit dan eens in een bekende omgeving.
Een kaart is handig in een gebied waar je de weg niet weet, al was het maar omdat je veel meer overzicht hebt dan op een klein beeldscherm van je smartphone of GPS. Daarnaast heb je niet overal bereik voor je telefoon. Zorg dan ook dat je altijd een kaart bij je hebt als je gaat wandelen. Je kunt deze beter voor niks bij je hebben onder in de tas, dan dat je zonder zit. Wil je op een kaart schrijven, neem dan een potlood. Pennen kunnen vlekken maken en doen het minder goed onder vochtige omstandigheden.

