Startpunt: Parkeerplaats Zouweboezem, Boezemweg 21-1, Lexmond
Met het moderniseren van de landbouw is er veel verloren gegaan; bloemen verdwenen, evenals de insecten en de vogels. Gelukkig zijn er plekjes waar de tijd stil lijkt te hebben gestaan, waar je nog wel een kakofonie aan vogelgeluiden hoort. De Zouweboezem is zo’n gebied!
Route:
Tussen Luistenbuul en Zouweboezem Vanaf de website van Routes in Utrecht kun je ook een PDF of GPX downloaden.
Wandelen langs het wandelknooppuntensysteem: 82 – 88 – 87 – 15 – 14 – 89 – 84 – 82
Cultuur (waaronder het agrarische landschap) en natuur lijken tegenwoordig elkaars tegenpolen. Toch had Nederland zijn grootste rijkdom aan natuur rond 1850. De mens drukte toen al duidelijk zijn stempel op het landschap, maar – nog niet verstoord door moderne uitvindingen – ging dat veel meer hand in hand met de natuur. Hooilanden waren bijvoorbeeld standaard nat in het voorjaar en kon je slechts eenmaal per jaar maaien. Nu heeft een boer het liefst al in het vroege voorjaar een droog weiland, zodat er drie sneden per jaar mogelijk zijn. Het behoeft geen betoog dat dat een groot verschil betekent in de planten en dieren die er voor (kunnen) komen. Ik ben dan ook erg benieuwd wat ik in de Zouweboezem ga aantreffen.
De parkeerplaats en daarmee het startpunt van de wandeling ligt een beetje verstopt achter een buurtschap. Ik vraag me af of ik hier wel mag rijden, maar ik vind de parkeerplaats, dus ik zit goed. Bij de parkeerplaats werp ik eerst een blik op het informatiepaneel van Het Zuid-Hollands Landschap, de eigenaar van het natuurgebied. Daar leer ik dat de Zouwe een oud veenriviertje was dat uitmondde in de Lek. Met de komst van allerlei dijken ging dat niet meer en kreeg de Zouwe de functie van boezem. Water uit de polder werd hierin verzameld en vervolgens naar de Lek gepompt.
Ik ben nog maar net op stap als razendsnelle vogels me om de oren vliegen: zwarte sterns! Pikzwart zijn ze dan weer niet, eerder asgrijs. Ze vliegen over het riet richting de polder om voedsel te verzamelen. Dat voedsel bestaat uit visjes, amfibieën, maar ook grotere insecten of wormen. Zien ze een prooi, dan blijven ze even in de lucht stilhangen (zoals een torenvalk dat ook doet) om vervolgens op het doel te duiken. De zwarte stern is inmiddels een zeldzame vogel geworden. Broedden er ruim een halve eeuw geleden nog ongeveer 12.000 paar zwarte sterns in Nederland, zijn er nu nog maar 1.200 broedparen over. Eigenlijk broeden ze op krabbenscheer, een drijvende plant van vooral laagveenmoerassen. Omdat het met die plant ronduit slecht gaat, verloor de zwarte stern zijn broedplekken. Met kunstmatige vlotjes bieden natuurbeschermers nieuwe nestmogelijkheden, waar de zwarte sterns graag gebruik van maken, ook hier in de Zouweboezem. Zodra we een kleine vlonder bereiken zien we waar de sterns steeds vandaan kwamen of heen gingen: drijvende vlotjes voorzien van een gaashekje. Op de vlotjes zitten jongen ongeduldig te wachten tot de oudervogels met wat lekkers terugkeren. Er zijn veel jongen, dus dat stemt positief.
Een brede rietkraag omringt de Zouwe. Ook daarin barst het van het vogelleven, al moet je even geduld hebben om het te ontdekken. Wie de tijd neemt, ziet uiteindelijk van zelf een rietgors of een kleine karekiet, stuk voor stuk vogeltjes die in uitgestrekte rietvelden broeden. Maar het riet biedt meer. Een lang vlonderpad loopt het riet in. Dat maakt het niet alleen mogelijk meer rietvogels te zien; ik zie ook rietorchissen, forse, roze orchideeën. Vroeger hoorden orchideeën standaard bij natte hooi- en rietlanden, maar ook die zijn zeldzaam geworden. Gelukkig niet hier! Het eindpunt is een vogelkijkscherm, maar daar is op dat moment niet zoveel te zien. Het is veel interessanter om op het vlonderpad goed om je heen te kijken.
De wandeling gaat verder over de kade. Het is heerlijk zomerweer, waardoor het landschap zich van zijn vriendelijkste kant laat zien en alle dieren lekker actief zijn. Ik bereik een vogelkijkhut die uitkijkt over een bloemrijk veenweidegebied. Zo moeten ooit grote delen van Utrecht, Noord- en Zuid-Holland eruit gezien hebben. Geen uniforme grasmat, maar variatie in overvloed. Dit moet in het vroege voorjaar een eldorado zijn voor weidevogels. Omdat die altijd vroeg met broeden beginnen, zijn die al lang klaar en vertrokken. Het zicht op de bloemen maakt veel goed. Ik zie vele ratelaars en hier en daar opnieuw orchideeën. Een dergelijke vegetatie biedt ook beschutting aan kleine dieren, zoals kikkers en muizen. Roofvogels weten dat maar al te goed; boven het grasland zie ik een biddende torenvalk. In de verte staat een reiger aan een slootkant. Niet zomaar een reiger, maar een purperreiger, de volgende bijzonderheid. Ineens komt er eentje redelijk dichtbij langs vliegen. Ze hebben daadwerkelijk een purperen glans, afgewisseld met warmbruin en een fraaie langtestreep over de nek. Purperreigers broeden alleen in laagveengebieden. In Nederland zijn slechts 30 broedkolonies, waarbij de Zouweboezem een van de laatste grote bolwerken van deze soort is. Aan het einde van de zomer vertrekken ze om in Afrika te overwinteren.
In de verte pronkt een windmolen en met iedere stap kom ik een beetje dichterbij. Het is de Vlietmolen. De oorspronkelijke molen uit de 17e eeuw, bedoeld om de naastgelegen polder te bemalen, raakte in 1997 zwaar beschadigd door een brand. Gelukkig is de molen in 2002 weer helemaal in oude luister hersteld.
Wanneer ik het einde van de Zederikkade nader, zie ik dat er nog een molen staat, de Plukkopmolen. Het exacte bouwjaar is onbekend, maar moet al voor 1756 zijn. De bijzondere naam dankt de molen aan het feit dat hij eerst een eindje verderop stond. Hij stond daar niet ideaal, waarop ze hem verplaatsten (‘Pluk Op’) naar zijn huidige plek. Dit bleek geen goede verbetering, waardoor de molen al in 1925 buiten gebruik werd gesteld. Omdat de molen tegenwoordig geen wieken meer heeft, valt hij niet zo op in het landschap. De wandeling gaat vlak voor de molen linksaf een bruggetje over, maar het loont de moeite om even op en neer te lopen naar het bouwwerk, want ook zonder wieken blijkt het een zeer fraai gebouw, thans een B&B.
Ik wandel verder over de Molenkade en loop zo steeds verder Polder Achthoven in. Het landschap wordt kleinschaliger en gevarieerder met rijen knotwilgen, natte bosjes en populierenrijen. De vegetatie is hier een stuk ruiger, maar nog altijd bloemrijk met onder andere echte valeriaan. Het wemelt er van de zweefvliegen, libellen en vlinders. Ik noteer koolwitjes, atalanta’s, gehakkelde aurelia’s en distelvlinders. Door het vele vocht zie ik ook veel slakken.
Het oude boerenland maakt plaats voor moderne landbouw en fruitteelt. Een visser zit in de schaduw van een bomenrij – het is inmiddels behoorlijk warm – in een poging een visje uit de Achtenhovense Wetering te hengelen, terwijl een kievit met veel kabaal rondjes om mij blijft vliegen. Kennelijk heeft hij hier toch nog ergens een nest of jongen in de buurt. Wanneer ik 100 meter verder ben, keert de rust terug. Aan de fruitbomen hangen kleine peertjes. Wanneer ik de hogere Lekdijk nader, is er wederom ‘vogelherrie’. Ditmaal zijn het jonge kauwtjes in kersenbomen. Ze lijken me inmiddels groot genoeg om zelf een kersje te jatten, maar wachten toch met veel geluid en ongeduld op de ouders.
Aan de Lekzijde van de dijk bevindt zich een natte zone met plassen en riet. Je loopt hier heerlijk beschut, met aan de rechterzijde een bonte afwisseling van natuur (Achthovense uiterwaarden), weilanden en akkers. Ik zie iets dat op een beverglijbaan lijkt. Zou het? Even verderop bevestigt een afgeknaagde boom inderdaad mijn vermoeden. Haast vanzelf bereik ik zo het gehucht weer, waarachter mijn auto geparkeerd staat. Zo moet ooit een groot deel van Laag-Nederland eruit gezien hebben en wat fijn dat dergelijke plekken nog bestaan! Een landschap dat bol staat van de variatie met een ongekend rijk vogelleven en volop bloemen. Om deze warme wandeling af te sluiten besluit ik naar het nabijgelegen Ameide te rijden. Wat een gezellig dorp! Het centrum heeft dezelfde sfeer van fraaie vervlogen tijden. Laat die koude appelsap maar komen.
Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met het Routebureau Utrecht, Zuid-Hollands Landschap. De route Tussen Luistenbuul en Zouweboezem te downloaden vanaf de website Routes in Utrecht.
Eerder liep ik het Stoetwegenpad bij Zeist, in het Land van Belle van Zuylen, ontdekte ik de Hollandse Waterlinies bij Nieuwegein en ging ik op verkenning over het Boswachterspad van de Grebbelinie.
Binnenkort opent er in dit gebied ook een nieuw klompenpad.











































