Startpunt: Parkeerplaats langs de Gulp tegenover Herberg-Restaurant de Boswachter, Heijenratherweg 2, Slenaken
In het diepe zuiden van Limburg slingert de Gulp door een kleinschalig landschap, omzoomd door bloemrijke weiden en heerlijk geurende bloesemwolken. Wij trokken de stevige wandelschoenen aan en gingen met de camera om de nek door één van de mooiste stukjes Limburg.
Vanaf de Schilberg komt de zon langzaam op boven het Groote Bosch met daaronder in de diepte het dorpje Slenaken. Wat een zalige rust! Slechts af en toe verraadt een lichtje tussen de bomen een auto die de steile Loorberg beklimt. Toch nóg iemand die wakker blijkt. Ook de merel in de boom naast me is al een tijdje op. Het is lente en dus brengt manlief zijn mooiste liedjes ten gehore. Ondertussen probeert de nacht Slenaken in het schemerlicht te houden. Pas na geruime tijd geeft deze zich gewonnen en bereiken de warme zonnestralen de bodem van het Gulpdal.
Limburgers spreken graag van bergen. Hoewel het hoogste punt van deze route op ‘slechts’ 230 meter hoogte ligt, zorgt het hoogteverschil steeds voor spectaculaire vergezichten. Na Slenaken verschijnt al snel het Belgische Teuven in beeld. Zover komt het echter niet: een comfortabele afdaling leidt voor de eerste keer naar de Gulp. Het zandweggetje duikt het water in, een voorde. Vroeger was dit dé manier om de Gulp te kruisen. Tegenwoordig ligt er voor de wandelaar een bruggetje, zodat je droog de overkant bereikt. Ging dat bergje-af nog min of meer vanzelf, meteen na de Gulp gaat het weer omhoog. En hoe! De eerste zweetdruppels verschijnen al snel op mijn voorhoofd. Het prachtige Roebelsbosch helpt een handje door het aanbieden van volop afleidingen, zoals een grote bonte specht die een oude beuk onder handen neemt.
Je bent nog maar nauwelijks het Roebelsbosch uit of je wandelt je wandelt na grenspaal 43 het Nederlandse Bovenste Bosch binnen. Het bos doet zijn naam eer aan, aangezien hier het hoogste punt van de wandeling ligt. Hoe hoger je komt, hoe minder Limburgs het bos aandoet. Machtige dennen reiken met hun kroon hoog richting de hemel. Verder groeien er eiken, berken en volop varens. Snel begint het pad alweer tientallen meters te dalen. Het felle licht verraadt dat de bosrand snel dichterbij komt. Wanneer je de laatste boom achter je laat, ontvouwt zich een nieuw, indrukwekkend panorama. Ademloos staar ik de diepte in, ditmaal van het Geuldal. Waar moeten je ogen in hemelsnaam beginnen? Er valt zoveel te zien: vakwerkboerderijen die verstild tegen de hellingen liggen, omgeven door witbloeiende hoogstamfruitbomen, kasteel Beusdael met zijn markante toren of de donkere bossen van het Vijlenerbos op de volgende, nog hogere toppen.
De vele vakwerkboerderijen vormen oogstrelende juweeltjes in het landschap. Tegenwoordig vertegenwoordigen ze een grote waarde, maar dat was ooit wel anders. Achter het witte pleisterwerk bevindt zich niet veel meer dan takken, afgesmeerd met stro en leem. Gebouwen in vakwerk waren een teken van armoede, het niet bezitten van voldoende financiële middelen om in steen te kunnen bouwen.
Een bordje van Staatsbosbeheer maakt duidelijk dat de wandeling verder voert door het Onderste Bosch. Na wederom een pittige klim opent het bos zich opnieuw. Heide? Te midden van een fraai beukenbos kom je ineens op het hoogstgelegen heideveldje van Nederland, meteen het enige veldje dat zich niet op schraal zand, maar op vuursteen bevindt. Drie enorme grove dennen, waarvan eentje het leven heeft gelaten, heten je welkom. Opgeschrikt door mijn aanwezigheid maakt een raaf snel dat ‘ie wegkomt. Het stukje heide wordt liefdevol en met veel aandacht in stand gehouden. Limburgse mergellandschapen van de nabijgelegen Schaapskooi Mergelland helpen daarbij een handje. Vandaag hoeven de schapen niet aan het werk, de heide ligt er strak bij. In de luwte van het bos brandt het zonnetje ongenadig. De aanwezige levendbarende hagedissen vinden het heerlijk en verraden zich door plotseling geritsel tussen de bladeren die langs het pad liggen. De hazelworm op het pad moet er niks van hebben, voor hem (of is het een haar?) is het te warm. Snel zoekt deze pootloze hagedis de schaduw op en verdwijnt in de dekking van het vochtige gras.
Dat het volop lente is bewijzen niet alleen de fruitbomen, zoete kersen en sleedoorns die het landschap zo fraai aankleden. Ook de bosbodem ontwaakt. Grote groepen bosanemonen en grote muren bloeien juist nu. Het duurt niet lang meer voordat de bomen hun groene kleed aantrekken en daarmee het zonlicht voor zichzelf houden. De voorjaarsbloeiers moeten dus opschieten. Tussen al het witte geweld vallen de groenige bloempjes van het muskuskruid nauwelijks op. De gewone salomonszegel, het bosbingelkruid en de vele bosviooltjes zijn hetzelfde lot beschoren.
Na alle fraaie lentebossen is het dan toch tijd voor de laatste afdaling richting de Gulp. Dit snelstromende ‘bergbeekje’ ontspringt in het Belgische Henri-Chapelle en dankt haar naam aan het Romeinse Galopia, dat ‘kleine Geul’ betekent. De Gulp vormt het mooie, kleine zusje van de Geul, waar ze na 22 kilometer ter hoogte van Gulpen mee samenvloeit. Vandaag kabbelt het water rustig door de smalle, ondiepe bedding, maar in 2012 was dat wel anders. Bewoners en toeristen werden verrast door een ware vloedgolf die een grote ravage aanrichtte, hele auto’s meesleurde en waarbij één persoon gewond raakte.
Het Gulpdal omarmt je als een bonte lappendeken. Het ene moment loop je over het weiland van de boer, het volgende moment door een vochtig bos. Zo valt er steeds weer iets nieuws te ontdekken. Waar je in het bos struikelt over de dotterbloemen, sleutelbloemen en vergeet-mij-nietjes, kun je in de graslanden niet om de pinksterbloemen, grote vossenstaarten en paardenbloemen heen. Enkele oranjetipjes en klein geaderd witjes fladderen rond. Vanuit een els klinkt het drukke, heldere liedje van een winterkoning, even verderop afgewisseld door het geluid van tikkende steentjes. Ik blijf staan en staar naar een sleedoorn, herrieschopper gevonden. Een vrouwtje zwartkop kijkt me kort aan en gaat vervolgens verder met haar zoektocht naar de insecten die massaal op de witte bloesemwolk afkomen.
Het kraakheldere water van de Gulp bruist en borrelt. Daardoor is het water rijk aan zuurstof. De zeldzame, onopvallend aanwezige elrits, gestippelde alver en beekforel profiteren hiervan. Met mijn blik speur ik de grindrijke beekbodem af. Vanaf de oever blijft het een wilde gok en kom ik niet verder dan ‘vis’. Langzaam komt de bebouwing van Slenaken in zicht. Tijd voor een welverdiend terrasje op deze heerlijke lentedag, uiteraard met een echt stukje Limburgse vlaai!
Deze route is eerder verschenen is Roots Magazine.